Johannes Brahms wordt op 7 mei 1833 in Hamburg geboren.
Zijn ouders woonden in een huurkazerne in een Hamburgse volksbuurt en maakten dikwijls ruzie.
Vanaf zijn zesde studeerde hij piano, eerst bij zijn vader, die contrabas speelde,
en later bij Otto Cossel en Eduard Marxsen.
Bij de laatste kreeg hij ook compositieles en algemene muziekale vorming. In zijn tienerjaren
begon Brahms met componeren en trad hij regelmatig op; hij werkte 's nachts in een zeemanskroeg.
In 1848 doet hij zijn eerste optreden als concertpianist, met het eerst zijn eigen werk : "Phantasie über einen beliebten Walzer".
In 1853 werd hij uitgenodigd voor een tournee met de violist Eduard Reményi.
In Hannover maakte hij kennis met de vioolvirtuoos Joseph Joachim, die een belangrijke figuur in zijn
leven zou worden. In Weimar ontmoet hij Liszt, en valt in slaap terwijl de grote pianist zijn
Pianosonate in si klein uitvoerde. Het ergste was dat hij nog een totaal onbekende jonge
componist en pianist was en voor het eerst door de grote virtuoos
bij hem was uitgenodigd. Hij kreeg al gauw de terechte reputatie
van een man die zijn meningen niet onder de stoelen of banken stak.
Hij bracht een bezoek aan Robert en Clara Schumann in Düsseldorf,
en zij waren zeer enthousiast over zijn pianomuziek.
In 1855 verkondigt Schumann in Die Neue Zeitschrift für Muzik dat Duitslands muzikale "messias" was opgestaan : hierdoor werd de twintigjarige Brahms in één klap beroemd. Toen Schumann in 1854 na een zelfmoorpoging in de Rijn in een inrichting terechtkwam, bleef Brahms bij Clara Schumann. Hij was verliefd op haar, maar toch zijn ze nooit getrouwd. Ze bleven wel hun hele leven bevriend. Hoewel Brahms diverse verhoudingen had, is hij nooit getrouwd geweest.
In 1857 doet hij zijn eerste ervaring als koordirigent. Daarna kreeg hij een aanstelling als koordirigent in Hamburg en Wenen.
In 1865 overlijdt de moeder van Brahms en in 1866 hertrouwd zijn vader.
In 1869 verhuisde hij naar Wenen. Hij bleef er de rest van
zijn leven wonen. Omdat hij al jong beroemd was, had hij ook al
op jonge leeftijd gepubliceerd, en om het geld hoefde hij niet aan
een of ander hof te werken of te veel tournees te maken.
De grote dingen die Schumann voor hem had voorzien, begonnen echter
op hem te drukken. Brahms had jaren nodig voor zijn eerste orkestwerken.
Voor hem waren de symfonische meesterwerken van Beethoven heilig
en hij was onzeker over zijn eigen kunnen. Na vijf jaar verscheen
zijn eerste poging als symfonie in gereviseerde vorm als pianoconcerto nr 1.
In 1876, 14 jaar nadat hij eraan begonnen was, voltooide hij zijn eerste symfonie, die de bijnaam "De Tiende van Beethoven" kreeg. Brahms had het schrijven van orkestwerken nu onder de knie en binnen negen jaren volgden het vioolconcerto, het tweede pianoconcerto en nog drie symfonieën. Brahms laatste orkestwerk is het dubbelconcerto voor viool en cello uit 1887, voor Joseph Joachim geschreven.
Vanaf 1880 bezocht Brahms regelmatig Bad Ischl (Oosterrijk). Hij
werkte ook langdurig samen met het hoforkest van Meiningen, dat
met veel van zijn werken op tournee ging.
In 1886 wordt hij erevoorzitter van de Weense Tonkünstlerverein, in 1889 wordt hij Ereburger van Hamburg.
In 1891 schreef hij vier werken voor klarinet.
In 1893 reisde hij voor het laatst naar Italië en het was ook zijn
laatste verblijf in Ischl.
Op 20 mei 1896 sterft Clara Schumann. Brahms reisde 40 uur om haar begrafenis bij te wonen. Hierdoor ging zijn eigen reeds zwakke gezondheid sterk achteruit.
Op 3 april 1897 stierf Brahms aan leverkanker. Hij wordt begraven op de Weense Zentralfriedhof.
Hoewel hij de laatste der grote romantici was, was hij sterk georiënteerd op de classistische stijl. Hij had bewondering voor Beethoven en Bach, geloofde in de conventionele vorm en structuur en was een tegenstander van de 'rebelse' Wagner en Liszt, en van wat zij 'de muziek van de toekomst' noemden.
Hij gebruikt een verwijde sonatevorm en karaktervariatie : de variaties
berusten niet op versiering maar op karakterisering van het thema,
door nieuwe harmonisatie, ritmische wijziging en nieuwe tegenthema's.
Zijn melodieën zijn lang en evenwichtig, zijn harmonisatie
is rijk, met veelvuldigheid van graden en verscheidenheid van akkoordverbindingen.
Hij gebruikt veel polyfonie en polyritmiek, gematigde chromatiek,
eerder expressief dan kleurrijk.
Zijn orkestratie is rijk met afwisseling van groepen, de expressie is vaak dramatisch, maar in de
ontwikkeling van de compositie wordt gestreefd naar verzoening, naar oplossing van het conflict.
Brahms heeft van de romantiek de meest overdachte
en verinnerlijkte uitdrukking gegeven. Zijn polyfone stemvoering
werd uitgangspunt voor de laatromantische polyfonie van Mahler.
Brahms componeerde geen opera's en ook geen programmatische muziek.
Hoewel zijn muziek als mild, nobel en classistisch wordt geprezen, was Brahms zelf een tamelijk
ongemanierde persoonlijkheid, lastig in de omgang, slordig gekleed, zuining.
Hij kende geen compromissen.
Hij hield van de muziek van Grieg en Dvorak; de muziek van Listz
en Wagner deed hem niets en voor die van Mahler, Bruckner, Tsjaikovski,
Verdi en Richard Strauss was hij slechts matig enthousiast.
Het muzikaal Wenen was in twee kampen verdeeld : het ene kamp verwelkomde 'de muziek van de toekomst' met Listz en Wagner, het andere kamp verzette zich tegen hun muziek. De gemoederen raakten zo verhit dat niemand in de muziekwereld neutraal kon blijven. Brahms liet er echter geen twijfel over bestaan dat hij geen voorstander was van Wagners muziek en hij liet duidelijk blijken dat hij de fanatieke aanhangers van Wagner verachtte.
Dit monumentaal koorwerk uit 1866 werd geïnspireerd door de dood van zijn moeder en maakte hem beroemd.
Naar de letter genomen is het Deutsches Requiem van Johannes Brahms helemaal geen requiem.
Want aan de basisvoorwaarde hiervoor voldoet het werk niet : toonzetting van de teksten van de
diverse gezangen die gebruikt worden tijdens het celebreren van een mis voor overledenen in de
Rooms-Katholieke liturgie. Het is een werk voor protestants gebruik, en daar kent men de requiem-mis
per definitie niet.
Doordat Brahms zich niet hoefde te houden aan door de catholieke traditie voorgeschreven Latijnse teksten, kon hij ook zelf bepalen wàt hij zou toonzetten. Met grote zorgvuldigheid koos hij hiervoor een serie Bijbel-teksten in de Duitse taal uit, en het is om deze reden dat het werk aan zijn naam is gekomen : Ein Deutsches Requiem.
Het Deutsches Requiem van Brahms is hierdoor niet te vergelijken met de talloze dodenmissen van andere
componisten (b.v. Mozart). Het werk van Brahms gaat over de manier waarop de mens omgaat met de
tragiek van de dood, met het contrast tussen ergankelijkheid en eeuwigheid, en met rouw en troost.
En dat niet in een formeel kerkelijke vorm, maar eerder gebaseerd op een 19e eeuws vrij-religieus
denken met een rotsvast geloof in het menselijkheidsideaal.
Brahms heeft zelf geschreven dat hij liever het woord Deutsches in de titel door Menschliches had willen vervangen.
Hoewel het werk in formele zin geen enkele band met de oorspronkelijke vorm van een requiem heeft, kan het qua sfeer deze naam dragen.
Want de achterliggende gedachte van een requiem is aanwezig : het bieden en vertroosting aan nabestaanden.
Door de combinatie van de door Brahms geselecteerde teksten, (uit Psalmen en het Nieuwe Testament) en de onderstreping daarvan door de muziek, is het een werk met een grote emotionele diepgang, met een sterk meditatief karakter.
Met het schrijven van het requiem begon Brahms rond 1860. In 1868 was het voltooid : op dat moment was het nog een zesdelig werk. Kort daarna heeft hij de nu vijfde deel toegevoegd ("Ihr habt nun Traurigkeit"), het meest aangrijpende deel, dat oorspronkelijk was geschreven ter herdenking van zijn overleden moeder. Hiermede kreeg het werk de vorm die we nu kennen : een groots zevendelig werk voor koor, orkest en twee solisten, dat iets meer dan 70 minuten duurt.
Romantiek symfonisch orkest : houtblazers, met piccolo toegevoegd, en ad libitum : kontrafagot
Het werk bevat 7 structure_brahms :
Ziemlich langsam und mit Ausdruck
Tekst :
Selig sind, die da Leid tragen, denn sie sollen getröstet werden.
Matthäus v.4
Die mit Tränen säen, werden mit Freuden ernten.
Sie gehen hin und weinen, und tragen edlen Samen, und kommen mit Freuden und bringen ihre Garben.
Psalm cxxvi. 5, 6
Opmerkingen :
Geen eerste en tweede violen, geen pauken in de bezetting, geen grote contrasten.
Struktuur :
Toonaard : fa groot.
Maat : C
Langsam, marschmäßig ; etwas bewegter ; tempo I ; un poco sostenuto ; allegro non troppo ; tranquillo
Tekst :
Denn alles Fleisch es ist wie Gras und alle Herrlichkeit des Menschen wie des Grases Blumen. Das Gras ist verdorret und die Blume abgefallen.
I. Petri i. 24
So seid nun geduldig, lieben Brüder, bis auf die Zukunft des Herrn. Siehe ein Ackermann wartet auf die köstliche Frucht der Erde und ist geduldig darüber, bis er empfahe den Morgenregen und Abendregen.
Jacobi v. 7
Aber des Herrn Wort bleibet in Ewigkeit.
I Petri i. 25
Die Erlösten des Herrn werden wiederkommen, und gen Zion kommen mit Jauchzen; Freude, ewige Freude wird über ihrem Haupte sein; Freude und Wonne werden sie ergreifen, und Schmerz und Seufzen wird weg müssen.
Jesaias xxxv. 10
Opmerkingen :
Houtblazers : verdubbelde bezetting + piccolofluit.
Struktuur :
Maat : 3/4 (1-205), C (206-337)
Andante moderato
Tekst :
Herr, lehre doch mich, daß ein Ende mit mir haben muß, und mein Leben ein Ziel hat, und ich davon muß. Siehe, meine Tage sind eine Handbreit vor dir, und mein Leben ist wie nichts vor dir.
Ach, wie gar nichts sind alle Menschen, die doch so sicher leben. Sie gehen daher wie ein Schemen, und machen ihnen viel vergebliche Unruhe; sie sammeln und wissen nicht wer es kriegen wird. Nun Herr, wes soll ich mich trösten? Ich hoffe auf dich.
Psalm xxxix. 5-8
Der Gerechten Seelen sind in Gottes Hand und keine Qual rühret sie an.
Weisheit Salomon iii. l
Struktuur :
Toonaard : re klein, re groot
Maat : C/ (1-104), 3/2 (105-172), C/ (173-208)
Mäßig bewegt
Tekst :
Wie lieblich sind deine Wohnungen, Herr Zebaoth! Meine Seele verlanget und sehnet sich nach den Vorhöfen des Herrn ;
mein Leib und Seele freuen sich in dem lebendigen Gott.
Wohl denen, die in deinem Hause wohnen, die loben dich immerdar!
Psalm Ixxxiv. 2, 3, 5
Opmerkingen :
De houtblazers geven kleur en helderheid. De arpeggio in de begeleiding geeft vloeiendheid.
Struktuur :
Toonaard : mi groot
Maat : 3/4
Langsam
Tekst :
Ihr habt nun Traurigkeit; aber ich will euch wieder sehen und euer Herz soll sich freuen, und eure Freude soll niemand von euch nehmen.
Ev. Johannes xvi. 22
Ich wi11 euch trösten, wie einen seine Mutter tröstet.
Jesaias Ixvi. 13
Sehet mich an: ich habe eine kleine Zeit Mühe und Arbeit gehabt und habe grossen Trost gefunden.
Sirach Li. 35
Opmerkingen :
Struktuur :
Toonaard : sol groot
Maat : C
Andante, accelerando, vivace, allegro
Tekst :
Denn wir haben hie keine bleibende Statt, sondern die zukünftige suchen wir. Hebräer xiii. 14
Siehe, ich sage euch ein Geheimnis.
Wir werden nicht alle entschlafen, wir werden aber alle verwandelt werden; und daßelbige plötzlich in einem Augenblick zu der Zeit der letzten Posaune. Denn es wird die Posaune schallen und die Toten werden auferstehen unverweslich, und wir werden verwandelt werden. Dann wird erfüllet werden das Wort, das geschrieben steht: Der Tod ist verschlungen in den Sieg.
Tod, wo ist dein Stachel? Hölle, wo ist dein Sieg?
I Korinther xv. 51, 52, 54, 55
Herr, du bist würdig zu nehmen Preis und Ehre und Kraft, denn du hast alle Dinge erschaffen, und durch deinen Willen haben sie das Wesen und sind geschaffen.
Offenbarung Johannes iv. 11
Opmerkingen : soort Dies Irae.
Struktuur :
Maat : C (1-81), 3/4 (82-207), C/(208-349)
Feierlich
Tekst :
Selig sind die Toten, die in dem Herren sterben, von nun an. Ja, der Geist spricht,
daß sie ruhen von ihrer Arbeit, denn ihre Werke folgen ihnen nach.
Offenbarung Johannes xiv. 13
Opmerkingen :
Terugkeer naar de sfeer van het eerste deel.
Struktuur :
Toonaard : fa groot
Maat : C
De troost is voor altijd gewonnen, het eeuwige licht overwint duisternis en klaag.