Ein deutsches Requiem

Johannes Brahms (1833-1897)

Eindwerk muziekgeschiedenis H3 (1997-1998)

  1. Biografie
  2. Stijl, persoonlijkheid en historische betekenis
  3. Werken
  4. Ein deutsches Requiem
  5. Struktuur van het werk
  6. Bronnen

Het graf van Johannes Brahms

1. Biografie

Johannes Brahms wordt op 7 mei 1833 in Hamburg geboren.
Zijn ouders woonden in een huurkazerne in een Hamburgse volksbuurt en maakten dikwijls ruzie. Vanaf zijn zesde studeerde hij piano, eerst bij zijn vader, die contrabas speelde, en later bij Otto Cossel en Eduard Marxsen. Bij de laatste kreeg hij ook compositieles en algemene muziekale vorming. In zijn tienerjaren begon Brahms met componeren en trad hij regelmatig op; hij werkte 's nachts in een zeemanskroeg.

In 1848 doet hij zijn eerste optreden als concertpianist, met het eerst zijn eigen werk : "Phantasie über einen beliebten Walzer".

In 1853 werd hij uitgenodigd voor een tournee met de violist Eduard Reményi. In Hannover maakte hij kennis met de vioolvirtuoos Joseph Joachim, die een belangrijke figuur in zijn leven zou worden. In Weimar ontmoet hij Liszt, en valt in slaap terwijl de grote pianist zijn Pianosonate in si klein uitvoerde. Het ergste was dat hij nog een totaal onbekende jonge componist en pianist was en voor het eerst door de grote virtuoos bij hem was uitgenodigd. Hij kreeg al gauw de terechte reputatie van een man die zijn meningen niet onder de stoelen of banken stak.
Hij bracht een bezoek aan Robert en Clara Schumann in Düsseldorf, en zij waren zeer enthousiast over zijn pianomuziek.

In 1855 verkondigt Schumann in Die Neue Zeitschrift für Muzik dat Duitslands muzikale "messias" was opgestaan : hierdoor werd de twintigjarige Brahms in één klap beroemd. Toen Schumann in 1854 na een zelfmoorpoging in de Rijn in een inrichting terechtkwam, bleef Brahms bij Clara Schumann. Hij was verliefd op haar, maar toch zijn ze nooit getrouwd. Ze bleven wel hun hele leven bevriend. Hoewel Brahms diverse verhoudingen had, is hij nooit getrouwd geweest.

In 1857 doet hij zijn eerste ervaring als koordirigent. Daarna kreeg hij een aanstelling als koordirigent in Hamburg en Wenen.

In 1865 overlijdt de moeder van Brahms en in 1866 hertrouwd zijn vader.

In 1869 verhuisde hij naar Wenen. Hij bleef er de rest van zijn leven wonen. Omdat hij al jong beroemd was, had hij ook al op jonge leeftijd gepubliceerd, en om het geld hoefde hij niet aan een of ander hof te werken of te veel tournees te maken.
De grote dingen die Schumann voor hem had voorzien, begonnen echter op hem te drukken. Brahms had jaren nodig voor zijn eerste orkestwerken. Voor hem waren de symfonische meesterwerken van Beethoven heilig en hij was onzeker over zijn eigen kunnen. Na vijf jaar verscheen zijn eerste poging als symfonie in gereviseerde vorm als pianoconcerto nr 1.

In 1876, 14 jaar nadat hij eraan begonnen was, voltooide hij zijn eerste symfonie, die de bijnaam "De Tiende van Beethoven" kreeg. Brahms had het schrijven van orkestwerken nu onder de knie en binnen negen jaren volgden het vioolconcerto, het tweede pianoconcerto en nog drie symfonieën. Brahms laatste orkestwerk is het dubbelconcerto voor viool en cello uit 1887, voor Joseph Joachim geschreven.

Vanaf 1880 bezocht Brahms regelmatig Bad Ischl (Oosterrijk). Hij werkte ook langdurig samen met het hoforkest van Meiningen, dat met veel van zijn werken op tournee ging.
In 1886 wordt hij erevoorzitter van de Weense Tonkünstlerverein, in 1889 wordt hij Ereburger van Hamburg.
In 1891 schreef hij vier werken voor klarinet.
In 1893 reisde hij voor het laatst naar Italië en het was ook zijn laatste verblijf in Ischl.

Op 20 mei 1896 sterft Clara Schumann. Brahms reisde 40 uur om haar begrafenis bij te wonen. Hierdoor ging zijn eigen reeds zwakke gezondheid sterk achteruit.

Op 3 april 1897 stierf Brahms aan leverkanker. Hij wordt begraven op de Weense Zentralfriedhof.

2. Stijl, persoonlijkheid en historische betekenis

Hoewel hij de laatste der grote romantici was, was hij sterk georiënteerd op de classistische stijl. Hij had bewondering voor Beethoven en Bach, geloofde in de conventionele vorm en structuur en was een tegenstander van de 'rebelse' Wagner en Liszt, en van wat zij 'de muziek van de toekomst' noemden.

Hij gebruikt een verwijde sonatevorm en karaktervariatie : de variaties berusten niet op versiering maar op karakterisering van het thema, door nieuwe harmonisatie, ritmische wijziging en nieuwe tegenthema's.
Zijn melodieën zijn lang en evenwichtig, zijn harmonisatie is rijk, met veelvuldigheid van graden en verscheidenheid van akkoordverbindingen.
Hij gebruikt veel polyfonie en polyritmiek, gematigde chromatiek, eerder expressief dan kleurrijk.
Zijn orkestratie is rijk met afwisseling van groepen, de expressie is vaak dramatisch, maar in de ontwikkeling van de compositie wordt gestreefd naar verzoening, naar oplossing van het conflict.

Brahms heeft van de romantiek de meest overdachte en verinnerlijkte uitdrukking gegeven. Zijn polyfone stemvoering werd uitgangspunt voor de laatromantische polyfonie van Mahler.
Brahms componeerde geen opera's en ook geen programmatische muziek.

Hoewel zijn muziek als mild, nobel en classistisch wordt geprezen, was Brahms zelf een tamelijk ongemanierde persoonlijkheid, lastig in de omgang, slordig gekleed, zuining. Hij kende geen compromissen.
Hij hield van de muziek van Grieg en Dvorak; de muziek van Listz en Wagner deed hem niets en voor die van Mahler, Bruckner, Tsjaikovski, Verdi en Richard Strauss was hij slechts matig enthousiast.

Het muzikaal Wenen was in twee kampen verdeeld : het ene kamp verwelkomde 'de muziek van de toekomst' met Listz en Wagner, het andere kamp verzette zich tegen hun muziek. De gemoederen raakten zo verhit dat niemand in de muziekwereld neutraal kon blijven. Brahms liet er echter geen twijfel over bestaan dat hij geen voorstander was van Wagners muziek en hij liet duidelijk blijken dat hij de fanatieke aanhangers van Wagner verachtte.

3. Werken

Voor orkest
  • Vier symfonies (1877, 1878, 1884 en 1886)
  • Twee Serenades (1860)
  • Variaties op een thema van Haydn (1874)
  • Akademische Festouvertüre (1881)
  • Tragische ouvertüre (1881)
  • Bewerkingen van drie Hongaarse dansen (1874)
  • Twee pianoconcertos (1860, 1882)
  • Vioolconcerto (1879)
  • Dubbelconcerto voor viool en cello (1888)
Kamermuziek
  • Voor strijkers, strijkers en piano, strijkers en klarinet, piano en klarinet, viool en piano.
Pianomuziek
  • Solo : 3 sonates, scherzo in es klein, variaties op een thema van Schumann, variaties op een eigen thema, variaties op een Hongaars thema, variaties op een thema van Händel, variaties op een thema van Paganini, Hongaarse dansen (bewerking van het origineel voor quatre-mains), 51 etudes, ...
  • Vierhandig piano : variaties op een thema van Schumann, walsen, hongaarse dansen, Liebeslieder-Walzer, Neue Liebeslieder.
  • Voor twee piano's : sonate in f, variaties op een thema van Haydn (ook voor orkest).
Orgelmuziek
  • 2 preludes en fugas, fuga in as, voorspel voor koraal en fuga, elf voorspellen voor koralen.
Vocale werken voor koor en orkest
  • Ein deutches Requiem (1868)
  • Schicksalslied (1871)
Andere vocale werken
  • Werken voor koor met/of zonder begeleiding.
  • Liederen voor zangstem met pianobegeleiding.
  • Duetten voor twee stemmen met pianobegeleiding.

4. Ein deutsches Requiem

Dit monumentaal koorwerk uit 1866 werd geïnspireerd door de dood van zijn moeder en maakte hem beroemd.
Naar de letter genomen is het Deutsches Requiem van Johannes Brahms helemaal geen requiem. Want aan de basisvoorwaarde hiervoor voldoet het werk niet : toonzetting van de teksten van de diverse gezangen die gebruikt worden tijdens het celebreren van een mis voor overledenen in de Rooms-Katholieke liturgie. Het is een werk voor protestants gebruik, en daar kent men de requiem-mis per definitie niet.

Doordat Brahms zich niet hoefde te houden aan door de catholieke traditie voorgeschreven Latijnse teksten, kon hij ook zelf bepalen wàt hij zou toonzetten. Met grote zorgvuldigheid koos hij hiervoor een serie Bijbel-teksten in de Duitse taal uit, en het is om deze reden dat het werk aan zijn naam is gekomen : Ein Deutsches Requiem.

Het Deutsches Requiem van Brahms is hierdoor niet te vergelijken met de talloze dodenmissen van andere componisten (b.v. Mozart). Het werk van Brahms gaat over de manier waarop de mens omgaat met de tragiek van de dood, met het contrast tussen ergankelijkheid en eeuwigheid, en met rouw en troost.
En dat niet in een formeel kerkelijke vorm, maar eerder gebaseerd op een 19e eeuws vrij-religieus denken met een rotsvast geloof in het menselijkheidsideaal.
Brahms heeft zelf geschreven dat hij liever het woord Deutsches in de titel door Menschliches had willen vervangen.

Hoewel het werk in formele zin geen enkele band met de oorspronkelijke vorm van een requiem heeft, kan het qua sfeer deze naam dragen.
Want de achterliggende gedachte van een requiem is aanwezig : het bieden en vertroosting aan nabestaanden.
Door de combinatie van de door Brahms geselecteerde teksten, (uit Psalmen en het Nieuwe Testament) en de onderstreping daarvan door de muziek, is het een werk met een grote emotionele diepgang, met een sterk meditatief karakter.

Met het schrijven van het requiem begon Brahms rond 1860. In 1868 was het voltooid : op dat moment was het nog een zesdelig werk. Kort daarna heeft hij de nu vijfde deel toegevoegd ("Ihr habt nun Traurigkeit"), het meest aangrijpende deel, dat oorspronkelijk was geschreven ter herdenking van zijn overleden moeder. Hiermede kreeg het werk de vorm die we nu kennen : een groots zevendelig werk voor koor, orkest en twee solisten, dat iets meer dan 70 minuten duurt.

Romantische kenmerken van het werk
  • Doodsgedachte beheerst het werk
  • Vrijheid van struktuur
  • Ingewikkelde compositie
  • Hartstochtelijkheid in de expressie
  • Melodie : ingewikkeld, grote tessituur, expressieve intervallen, gebruik van chromatiek
  • Ritme : samengesteld, ongelijkmatig, met onverwachte accenten, syncopen
  • Stemvoering : expressieve polyfonie
  • Instrumentatie : zwaar, coloristisch, virtuoos
  • Veel kontrasten (instrumentatie, dynamiek)
  • Soms gedurfde modulaties
  • Woord - toon : dramatisering van de tekst : de betekenis van de tekst wordt mede in de instrumentale partij beklemtoond
Bezetting

Romantiek symfonisch orkest : houtblazers, met piccolo toegevoegd, en ad libitum : kontrafagot

  • Koperblazers
  • 3 pauken
  • Minstens 2 harpen
  • Strijkers
  • Ad libitum : orgel
  • Vierstemmige koor
  • Sopraan solo (deel 5)
  • Bas solo (deel 3) + baryton solo (deel 6) of baryton solo (structure_brahms 3 en 6)

5. Struktuur van het werk

Het werk bevat 7 structure_brahms :

  1. Selig sind, die da Leid tragen
  2. Denn a11es Fleisch es ist wie Gras
  3. Herr, lehre doch mich
  4. Wie Iieblich sind deine Wohnungen
  5. Ihr habt nun Traurigkeit
  6. Denn wir haben hie keine bleibende Statt
  7. Selig sind die Toten
I. Selig sind, die da Leid tragen

Ziemlich langsam und mit Ausdruck

Tekst :

Selig sind, die da Leid tragen, denn sie sollen getröstet werden.
Matthäus v.4

Die mit Tränen säen, werden mit Freuden ernten.
Sie gehen hin und weinen, und tragen edlen Samen, und kommen mit Freuden und bringen ihre Garben.
Psalm cxxvi. 5, 6

Opmerkingen :

Geen eerste en tweede violen, geen pauken in de bezetting, geen grote contrasten.

Struktuur :

  • Een orkestinleiding door de lage strijkers : contrabassen, celli (3 groepen) , altviolen (2 groepen), en de hoorns ; geeft een ernstige karakter.
    (maten 1-14)
  • Eerste onderdeel : inzet van het koor "selig sind, die da Leid tragen". In de herhaling komen de fluiten en fagotten het geheel versterken.
    (maten 15-46)
  • Tweede onderdeel in re I groot, waar men de harp hoort murmelen achter de woorden "Die mit Tränen säen, werden mit Freuden ernten". Het koor zingt in canonvorm. Alle blazers doen mee.
    (maten 47-64)
  • Een derde onderdeel in re I groot.
    (maten 65-99)
  • Een coda, die naar het begin terugkeert, en naar fa groot.
    (maten 100-158)

Toonaard : fa groot.

Maat : C

▲ Struktuur

II. Denn alles Fleisch es ist wie Gras

Langsam, marschmäßig ; etwas bewegter ; tempo I ; un poco sostenuto ; allegro non troppo ; tranquillo

Tekst :

Denn alles Fleisch es ist wie Gras und alle Herrlichkeit des Menschen wie des Grases Blumen. Das Gras ist verdorret und die Blume abgefallen.
I. Petri i. 24

So seid nun geduldig, lieben Brüder, bis auf die Zukunft des Herrn. Siehe ein Ackermann wartet auf die köstliche Frucht der Erde und ist geduldig darüber, bis er empfahe den Morgenregen und Abendregen.
Jacobi v. 7

Aber des Herrn Wort bleibet in Ewigkeit.
I Petri i. 25

Die Erlösten des Herrn werden wiederkommen, und gen Zion kommen mit Jauchzen; Freude, ewige Freude wird über ihrem Haupte sein; Freude und Wonne werden sie ergreifen, und Schmerz und Seufzen wird weg müssen.
Jesaias xxxv. 10

Opmerkingen :

Houtblazers : verdubbelde bezetting + piccolofluit.

Struktuur :

  • Orkestinleiding, in een treurmarskaraketer, met een ritmische ostinaat in de pauken. De altviolen zijn in 3 groepen verdeeld, de violen en altviolen spelen met demper.
    (maten 1-21)
  • Eerste onderdeel in si klein : "Denn alles Fleisch ..." : eerste inzet van het koor, piano; dan 12 maten orkest solo met een crescendo; herhaling door het koor, dit keer fortissimo.
    (maten 22-74)
  • Tweede onderdeel in sol I groot : contrasterende onderdeel (sfeer, tempo, dynamiek), met een zachte begeleiding door de fluiten, harpen en strijkers; de pauken zwijgen.
    (maten 75-126)
  • Herhaling van het eerste onderdeel : terug naar tempo I en naar si klein.
    (maten 127-197)
  • Derde onderdeel in si I groot : de drieledige maat wordt vervangen door een tweeledige maat (allegro non troppo, maat 206), de violen spelen zonder demper, de sfeer verandert totaal, de lofzang stijgt naar een klimax toe.
    (maten 198-297)
  • Rustige coda, op twee thema's gebouwd, met een plotse contrast (ff naar pp).
    (maten 298-337)

Maat : 3/4 (1-205), C (206-337)

▲ Struktuur

III. Herr, lehre doch mich

Andante moderato

Tekst :

Herr, lehre doch mich, daß ein Ende mit mir haben muß, und mein Leben ein Ziel hat, und ich davon muß. Siehe, meine Tage sind eine Handbreit vor dir, und mein Leben ist wie nichts vor dir.
Ach, wie gar nichts sind alle Menschen, die doch so sicher leben. Sie gehen daher wie ein Schemen, und machen ihnen viel vergebliche Unruhe; sie sammeln und wissen nicht wer es kriegen wird. Nun Herr, wes soll ich mich trösten? Ich hoffe auf dich.
Psalm xxxix. 5-8

Der Gerechten Seelen sind in Gottes Hand und keine Qual rühret sie an.
Weisheit Salomon iii. l

Struktuur :

  • Solo zang van bas (of baryton). De pizzicato in de lage strijkers, de pauken, herinneren aan de sfeer in de treurmars van het tweede deel. Herhaling door het koor.
    (maten 2-16,17-33)
  • Solist - herhaling door het koor, solist samen met koor, codetta door het orkest.
    (maten 33-104)
  • Verandering van maat, van karakter; afwisseling solist - koor; vanaf maat 145, geen solist meer (tot het einde); crescendo tot maat 158, dan contrast (p naar pp) en orgelpunt.
    (maten 105-163)
  • Modulatie naar re groot; kort daarna verandering van maat, verandering van sfeer, en heel polyfoon (dubbel fuga).
    (maten 164-208)

Toonaard : re klein, re groot

Maat : C/ (1-104), 3/2 (105-172), C/ (173-208)

▲ Struktuur

IV. Wie lieblich sind deine Wohnungen

Mäßig bewegt

Tekst :

Wie lieblich sind deine Wohnungen, Herr Zebaoth! Meine Seele verlanget und sehnet sich nach den Vorhöfen des Herrn ; mein Leib und Seele freuen sich in dem lebendigen Gott. Wohl denen, die in deinem Hause wohnen, die loben dich immerdar!
Psalm Ixxxiv. 2, 3, 5

Opmerkingen :

De houtblazers geven kleur en helderheid. De arpeggio in de begeleiding geeft vloeiendheid.

Struktuur :

  • Eerste onderdeel : korte inleiding van 3 maten door het orkest, eerste inzet door het koor (homofoon), herhaling in canonvorm.
    (maten 1-64)
  • Tweede onderdeel : verandering van sfeer, meer dynamiek, + een korte fuga.
    (maten 65-84)
  • Terug naar eerste onderdeel, met een variatie.
    (maten 85-123)
  • Derde onderdeel : lofzang in canonvorm.
    (maten 124-153)
  • Coda in de stijl van het eerste onderdeel.
    (maten 154-179)

Toonaard : mi groot

Maat : 3/4

▲ Struktuur

V. Ihr habt nun Traurigkeit

Langsam

Tekst :

Ihr habt nun Traurigkeit; aber ich will euch wieder sehen und euer Herz soll sich freuen, und eure Freude soll niemand von euch nehmen.
Ev. Johannes xvi. 22

Ich wi11 euch trösten, wie einen seine Mutter tröstet.
Jesaias Ixvi. 13

Sehet mich an: ich habe eine kleine Zeit Mühe und Arbeit gehabt und habe grossen Trost gefunden.
Sirach Li. 35

Opmerkingen :

  • Dit deel herinnert aan zijn geliefde dode moeder.
  • Zachte begeleiding, kleur gegeven door de houtblazers, de sopraan heeft hier het belangrijkste rol, het koor is daar als ondersteuning, om sommige structure_brahms van de tekst te benadrukken.

Struktuur :

  • Inleiding door het orkest.
    (maten 1-3)
  • Eerste onderdeel.
    (maten 4-26)
  • Middendeel : modulatie en veel chromatiek
    (maten 27-49)
  • Terug naar het eerste onderdeel.

Toonaard : sol groot

Maat : C

▲ Struktuur

VI. Denn wir haben hie keine bleibende Statt

Andante, accelerando, vivace, allegro

Tekst :

Denn wir haben hie keine bleibende Statt, sondern die zukünftige suchen wir. Hebräer xiii. 14

Siehe, ich sage euch ein Geheimnis. Wir werden nicht alle entschlafen, wir werden aber alle verwandelt werden; und daßelbige plötzlich in einem Augenblick zu der Zeit der letzten Posaune. Denn es wird die Posaune schallen und die Toten werden auferstehen unverweslich, und wir werden verwandelt werden. Dann wird erfüllet werden das Wort, das geschrieben steht: Der Tod ist verschlungen in den Sieg. Tod, wo ist dein Stachel? Hölle, wo ist dein Sieg?
I Korinther xv. 51, 52, 54, 55

Herr, du bist würdig zu nehmen Preis und Ehre und Kraft, denn du hast alle Dinge erschaffen, und durch deinen Willen haben sie das Wesen und sind geschaffen.
Offenbarung Johannes iv. 11

Opmerkingen : soort Dies Irae.

Struktuur :

  • Eerste onderdeel in do klein : toont onzekerheid, wankelen, angst.
    Begeleiding door de lage strijkers pizzicato en violen met demper. Eerste inzet homofoon, tweede inzet in canon.
    (maten 1-27)
  • Tweede onderdeel : modulatie naar fa T klein. Aankondiging van een geheim door een profeet (baryton stem). Herhaling door het koor. Kleur wordt met de houtblazers gegeven.
    Terugkeer naar do klein (maat 72), het geheim is onthuld; grote crescendo naar volgende onderdeel.
    (maten 28-81)
  • Derde onderdeel : verandering van maat. Vurige begeleiding door de strijkers, orkest tutti.
    Het koor zingt homofoon en met vreugde.
    (maten 82-107)
  • Vierde onderdeel : nieuwe aankondiging van het profeet, gevolgd door een zegezang door het koor : de dood is maar een verandering, de dood is overwonnen, de dood is zegevierd.
    (maten 108-207)
  • Vijfde onderdeel : verandering van maat : C/, modulatie naar do groot.
    Met een lofzang in dubbelfuga wordt God geprezen voor alles wat hij geschept heeft.
    (maten 208-349)

Maat : C (1-81), 3/4 (82-207), C/(208-349)

▲ Struktuur

VII. Selig sind die Toten

Feierlich

Tekst :

Selig sind die Toten, die in dem Herren sterben, von nun an. Ja, der Geist spricht, daß sie ruhen von ihrer Arbeit, denn ihre Werke folgen ihnen nach.
Offenbarung Johannes xiv. 13

Opmerkingen :

Terugkeer naar de sfeer van het eerste deel.

Struktuur :

  • Eerste onderdeel : in fa groot
  • Tweede onderdeel : in la groot
  • Derde onderdeel : in fa groot

Toonaard : fa groot

Maat : C

De troost is voor altijd gewonnen, het eeuwige licht overwint duisternis en klaag.

6. Bronnen

  • Hans A. Neunzig : Brahms.
  • Phil G. Goulding : Klassieke muziek : de 50 bekenste componisten en 1000 van hun beroemdste werken.
  • John Stanley : de grote componisten en hun meesterwerken.
  • Internet : http://www.nopapers.nl/km/muz2/5/muze526.html.
  • Prof. Dr. Jan L. Broeckx : Grondslagen van de Muziekgeschiedenis.
  • Orkestpartituur : German Requiem in Full Score, Dover study and playing editions (U.S.A.)